Zijn hoop was echter van korte duur. Het schoppen werd hervat, waarbij elke klap tegen zijn stoel doelbewuster aanvoelde dan voorheen. Woedend draaide Carl zich weer om, dit keer met een vastberadenheid die getint was door zijn groeiende woede, en richtte zijn smeekbede op de moeder van de jongen. “Pardon, kunt u alstublieft zorgen dat uw zoon ophoudt tegen mijn stoel te schoppen? Het is erg storend.”
De vrouw keek eindelijk op van haar tijdschrift, met een licht geërgerde uitdrukking. “Oh, kinderen blijven kinderen,” haalde ze haar schouders op, haar stem afwijzend. “Hij probeert zichzelf gewoon bezig te houden tijdens een lange vlucht.”