Dreun. Het geluid werd aanhoudender, galmde door Kevins stoel en zijn geduld begon op te raken. Hij draaide zich om en probeerde kalm te blijven ondanks zijn groeiende irritatie. “Neem me niet kwalijk,” zei hij, met vaste maar krachtige stem.
“Uw zoon schopt al een tijdje tegen mijn stoel. Kunt u hem vragen te stoppen?” De vrouw knipperde langzaam en haalde een oordopje uit haar oor. Ze wierp Kevin een vluchtige, afwijzende blik toe, de klacht nauwelijks erkennend. “Kinderen zijn kinderen,” zei ze, terwijl ze afwijzend met haar hand wuifde.