Op een avond na het werk zag ze dat er vuil op haar tapijt lag. Het was onmiskenbaar en ze fronste haar wenkbrauwen. Stacey droeg nooit schoenen in haar huis en de vlek was er vanmorgen nog niet. Dat knagende gevoel van binnendringing groeide en wakkerde een instinctieve angst aan die ze niet langer kon negeren.
Diep van binnen had Stacey het gevoel dat ze wist wie verantwoordelijk was. Slechts twee mensen hadden sleutels van het appartement: zij en haar huisbaas, meneer Perkly. De verdenking kronkelde in haar maag, koud en onmiskenbaar. Toch was de gedachte dat hij haar ruimte zou binnendringen zowel woedend als angstaanjagend. Het voelde alsof haar veilige haven haar door de vingers glipte.