In de vijf jaar dat hij in het nationale park werkte, was Paul oog in oog komen te staan met de duistere kant van de menselijke natuur. Af en toe kwam hij stropers tegen, mensen die gedreven werden door hebzucht en meedogenloos jaagden op de kostbare wilde dieren van het park. Hun uiteindelijke doel was om verschillende delen van de dieren te verkopen voor grote sommen geld, zonder rekening te houden met de verwoestende gevolgen van hun acties voor het ecosysteem.
Ondanks de illegaliteit van deze wrede en harteloze praktijken, bleef de verleidelijke aantrekkingskracht van potentiële rijkdom veel mensen aantrekken in deze sinistere wereld. Ze waren vastbesloten om koste wat het kost fortuin te maken, zelfs als dat betekende dat ze onherstelbare schade toebrachten aan het delicate evenwicht van de natuur, waardoor zowel de wilde dieren als hun eigen menselijkheid gevaar liepen. Maar hun acties overtroffen deze keer waartoe Paul had gedacht dat deze monsters in staat waren..