Bij het zien van Sam’s zichtbare worsteling kon John het niet helpen om na te denken over zijn gewone leven. De meeste opwinding had hij meestal bij het spotten van een zeldzame vogel of twee in zijn tuin. Maar nu leefde hij in een werkelijkheid die nog bizarder was dan de mysterieromans die hij graag las in zijn vrije tijd. Zijn hartslag echode in zijn oren terwijl hij wachtte tot Sam zou vertellen wat hij had ontdekt.
“John,” zei Sam uiteindelijk, terwijl hij hem recht in de ogen keek, “ik denk dat dit ons beiden te boven gaat. Ik moet even bellen. Ik beloof dat ik alles zal uitleggen, maar je moet me vertrouwen.” Daarmee stapte hij naar buiten, met de telefoon in zijn hand, John alleen achterlatend met zijn gedachten en een wervelende maalstroom van vragen.