Twijfel knaagde aan Johns geest. Zouden ze van plan zijn om hem op te sluiten? Wat was dat ding in vredesnaam in zijn toilet? Was het echt zo gevaarlijk? Konden ze op de een of andere manier geloven dat hij het daar met opzet had geplaatst? Hij had toch niets verkeerds gedaan? Hij moest zijn onschuld bewijzen.
Zijn blik viel op zijn gekoesterde schetsen, een verzameling prachtig weergegeven vogels. Een activiteit die ooit vrede en vreugde bracht, wekte nu alleen nog maar een verlangen op naar eenvoudiger tijden. Hij dacht na over de ironie van zijn situatie – zijn fascinatie voor de natuur, haar schoonheid en voorspelbaarheid, had hem tot een bizarre ontdekking geleid, en een invasie van zijn leven door krachten die zijn begrip te boven gingen.