John knipperde met zijn ogen, de woorden van de agent drongen langzaam tot hem door. Moest hij met hen meekomen? Waarvoor? En waarheen? Zijn hoofd werd overspoeld met vragen, maar hij kon ze niet uitspreken. Een verdoofd gevoel overviel hem en hij liet zich passief uit zijn eigen huis in een zwarte sedan duwen.
Hij zag in dat verzet zinloos zou zijn; zijn kracht was geen partij voor hun jeugd en kracht, en de streng-gezichten van de agenten, minstens zes in getal, leken ongevoelig voor weigering. En zo zat hij daar, opgesloten in het verduisterde interieur van een zwarte sedan, zijn bestemming een mysterie. De getinte ramen ontnamen hem elke blik op zijn omgeving. Zijn vredige pensioen leek een verre herinnering, vervangen door een steeds snellere opeenvolging van onvoorziene gebeurtenissen.