Maplewood was een vriendelijk stadje, klein genoeg zodat iedereen elkaar kende, maar groot genoeg om een gevoel van privacy te geven. Het was de perfecte balans voor John, een man die van zijn eenzaamheid genoot maar toch de waarde van de gemeenschap waardeerde. Hij kwam regelmatig in de plaatselijke bibliotheek, woonde stadsvergaderingen bij en was er altijd om een buur een handje te helpen. Maar zijn leven was onbewogen, zelfs alledaags, gekenmerkt door kopjes koffie ’s ochtends vroeg, rustige wandelingen in het park en af en toe een dorpsfeest.
John was een eenzame man, een weduwnaar zonder kinderen. Zijn vrouw Martha was een paar jaar geleden overleden. Hij miste haar vreselijk en in de stilte van zijn huis praatte hij vaak tegen haar, alsof ze er nog was, zittend in haar favoriete leunstoel bij de open haard, breiend. Maar het leven ging door en John vond een nieuw ritme, een ritme dat draaide om rustige overpeinzingen en vredige eenzaamheid. Het was een leven waar hij van was gaan houden, een leven waardoor de ontmoeting van de ochtend nog onwerkelijker leek.