Terwijl hij op het steriele, stalen bed lag, weerklonk de symfonie van het ziekenhuis om hem heen – het pijnlijke gekreun, de gefluisterde gebeden – alles weerklonk tegen de ziekenhuismuren. Te midden van de kakofonie werd hij overvallen door schuldgevoelens. “Ik hoor hier niet,” dacht hij bij zichzelf. Hij kon de overtuiging niet van zich afschudden dat er anderen waren die meer aandacht verdienden, die zwaardere kwalen hadden. “Ze zouden hen eerst moeten behandelen,” rationaliseerde hij, terwijl zijn ademhaling moeizaam en zwaar klonk.
De artsen, die de urgentie van de situatie inzagen, hielden niet op met het organiseren van een reeks tests. Ze namen monsters van Rohans bloed voor uitgebreide laboratoriumanalyses en maakten een röntgenfoto. Terwijl Rohan de resultaten afwachtte, heerste er een verontrustende stilte in de kamer, de spanning was bijna voelbaar.