Ondanks het fysieke ongemak en de sociale uitsluiting toonde Rohan een blijvende veerkracht. Zijn gezicht werd gekenmerkt door stille vastberadenheid. Hij bleef volharden in zijn moeizame veldwerk, waarbij elke dag een bewijs was van zijn onverzettelijke moed en wilskracht.
De gemeenschap bekeek Rohans transformatie met morbide fascinatie. Geruchten over zijn toestand groeiden uit tot luide speculaties, geruchten die zich als een lopend vuurtje door de gemeenschap verspreidden. Was het een vloek? Een ziekte? Of was het iets heel anders?