Peters gedachten raasden, het gewicht van wat hij zojuist had gezien drukte op hem. Zijn gedachten dwaalden af – haar wanhopige smeekbeden, de onschuldige gezichten van de kinderen, het vertrouwen dat hij had gegeven. “Was het allemaal een leugen?” mompelde hij, terwijl zijn handen de rand van het gordijn vastgrepen.
Peter stond verstijfd in de garage, zijn hoofd ging tekeer. Natalie en de kinderen waren verdwenen en hadden zijn auto meegenomen. Zijn hart vulde zich met een diep gevoel van verraad. “Hoe kon ik zo blind zijn?” mompelde hij, de puzzelstukjes vielen te laat op hun plaats.