Peter knikte beleefd toen buren langskwamen, maar elk woord van medeleven voelde hol, een zwakke zalf op een rauwe wond. Hun condoleances klonken in zijn oren, ze mengden zich in het achtergrondgeluid van zijn eigen gedachten. Hij vermeed oogcontact, niet bereid om iemand te laten zien hoe diep het hem had geraakt.
Hij vermeed vooral mevrouw Henderson uit angst dat ze een ondraaglijke “Ik zei het toch.” zou uitspreken De gedachte aan haar zelfvoldane voorzichtigheid deed zijn maag draaien. Hij wilde haar niet de voldoening geven dat ze gelijk had, noch wilde hij het oordeel ondergaan dat zeker zou volgen. Voor nu was zwijgen makkelijker.