Tijdens zijn pauzes bleef George vaak in de wei staan, in de verwachting dat Luna achter een heuvel vandaan zou komen, alsof er niets gebeurd was. Telkens als hij een hond hoorde blaffen, rende hij op de stem af in de hoop dat het Luna was. Maar de weilanden bleven leeg.
George begon te vermijden om naar de weiden te gaan of naar Luna’s slaapplek op de veranda te kijken. In plaats daarvan werkte hij aan de afgelegen delen van de boerderij en probeerde zichzelf te verliezen in zijn klusjes. Afgeleid als hij was, liet hij vaak de schuurdeur open of vergat hij zijn gereedschap.