Gedachten aan Luna leken nooit ver weg van George’s geest. Hij vroeg zich constant af waar ze was, of ze in orde was, of dat ze ergens bang en eenzaam was. De ergste gedachte was of ze nog wel leefde.
George voelde zich altijd schuldig als hij aan haar dacht. Hij vroeg zich vaak af wat hij die dag anders had kunnen doen. Als hij de deur van de boerderij eerder had beveiligd of Luna iets eerder had gecontroleerd, dan zou zijn lieve harige vriendinnetje misschien nog steeds bij hem zijn, naast hem in bed.