Thunder galoppeerde nu, zijn krachtige passen brachten hem steeds verder weg. Het vreemde wezen, nog steeds voorop, leidde hem ergens naartoe – George wist niet waarheen, maar dat maakte niet uit. Het enige wat telde was bijblijven en hen niet in de nacht laten verdwijnen.
Toen ze de rand van het veld bereikten, bonkte George’s hart. Het terrein was hier ruiger, het gras maakte plaats voor stukken rots en struikgewas. Zijn gedachten raasden. Thunder kon zich gemakkelijk bezeren als hij niet voorzichtig was. George kende het terrein goed, maar in het donker was het verraderlijk.