“Thunder, stop!” Schreeuwde George, zijn stem schor. Maar Thunder bleef rennen, het wezen leidde hem verder de nacht in. George’s laarzen slipten over een rots, waardoor hij op de grond viel. Pijn schoot door zijn knie, maar hij negeerde het en krabbelde weer overeind. Hij kon niet stoppen. Niet nu.
Het geluid van Thunder’s hoeven werd zwakker en George voelde een golf van wanhoop. Hij dwong zijn benen sneller te lopen, de adrenaline dempte de pijn in zijn knie. Elke stap was een kwelling, maar de gedachte dat hij Thunder weer zou verliezen was nog erger.