Met een grom van inspanning duwde George zichzelf weer overeind. Zijn benen trilden onder hem, maar hij dwong ze in beweging te blijven. Hij moest Thunder vinden. Hij moest hem naar huis brengen. Het maakte niet uit hoe ver hij nog moest lopen, hij ging niet alleen naar huis.
De nachtlucht was nu kouder, de temperatuur daalde naarmate de uren verstreken. George ademde in rafelige wolken, zijn hart bonkte pijnlijk in zijn borstkas. De enige geluiden waren zijn eigen moeizame ademhaling en af en toe het knappen van een takje onder zijn voeten.