Thunder was meer geweest dan alleen een werkpaard voor George. Hij was een metgezel, het soort dier dat dingen begreep zonder woorden. Ze hadden jarenlang zij aan zij gewerkt, velden geploegd, hout gesleept en over het platteland gereden. Hem verliezen voelde als een stukje van zichzelf verliezen.
Terwijl de dagen maanden werden, werd George’s leven een langzame, pijnlijke routine. Hij stond vroeg op, deed de klusjes waar Thunder hem ooit mee had geholpen en zat dan op zijn veranda naar de lege velden te staren. De boerderij was nu stiller – te stil.