In paniek trilden Davids handen toen hij zijn telefoon tevoorschijn haalde en wanhopig probeerde de zaklamp aan te doen. De duisternis om hem heen was dik en drong van alle kanten naar binnen. Met een klik sneed een lichtstraal door het zwart en onthulde de diepe, verborgen ruimtes van de put onder hem.
Het licht onthulde tientallen kleine, gloeiende ogen die hem aanstaarden. De wezens, onbekend en griezelig, leken te kronkelen en te bewegen in de schaduwen. David kon nauwelijks ademhalen toen hij besefte dat hij hier niet alleen was. De aanblik van deze wezens, met hun ogen die schitterden in het licht, bezorgde hem rillingen over zijn rug. Maar toen drong het tot hem door.