Julies zaklamp flikkerde over de oneffen ondergrond en wierp lange, verschuivende schaduwen die haar maag deden draaien van onbehagen. Haar hartslag versnelde. Ze was zich er terdege van bewust hoe alleen ze was.
De hoefafdrukken van de eland, diep in de sneeuw gedrukt, waren haar enige gids. Af en toe stopte het dier, draaide zijn kop om naar haar te kijken voordat hij verder liep. De griezelige glinstering van het plastic rond zijn gewei herinnerde haar aan de last die het droeg en het onbekende gevaar waar het haar naartoe zou kunnen leiden.