Amara liep naast de olifanten, de sensatie van haar ontsnapping pulseerde nog steeds door haar aderen. De jungle had nog nooit zo levendig gevoeld – elk gefluister van bladeren, elke schim die voorbij kwam leek een verhaal te vertellen en vulde haar met een vreemde opwinding die ze nog nooit eerder had gekend.
Haar ademhaling kwam in regelmatige, afgemeten slagen toen haar hart begon te vertragen, gesust door het zachte ritme van de moederolifant en haar kalf die naast haar liepen. Ze keek op naar de moederolifant, dankbaar voor haar kalme en beschermende aanwezigheid. Als ze de jungle wilde overleven, kon ze zich geen beter gezelschap wensen.