Ze volgde een olifant het bos in, maar ze had geen idee dat het tot dit zou leiden.

Ze waagde een blik over haar schouder en zag de twee stropers hen inhalen, hun voetstappen werden luider, hun gezichten geëtst van woede. Amara’s hart bonsde, haar adem stokte in haar keel terwijl ze haar benen dwong om gelijke tred te houden met de gestage, vastberaden pas van de moederolifant.

Het bos strekte zich voor haar uit als een lange groene tunnel, een mengeling van schaduwen en zonlicht flikkerde over hun pad en wierp alles in een surrealistische, droomachtige waas. Haar zicht versmalde en ze concentreerde zich alleen nog maar op het pad voor haar.