Overvallers hebben het gemunt op een veilinghuis, maar ze hadden niet verwacht dat de nachtwaker dit zou doen!

Henry hield zijn adem in en durfde zich nauwelijks te bewegen toen hij achter de balie hurkte, zijn ogen gericht op de knop van het stille alarm op een paar centimeter afstand. De gedempte voetstappen van de inbrekers werden zwakker, maar hij wist dat ze elk moment konden terugkeren. Zijn vingers gingen naar voren, vlak boven de knop. Hij hoefde maar één keer te drukken en er zou versterking komen.

Net toen hij zijn hand naar voren strekte om op de knop te drukken, stootte zijn elleboog tegen een losse stapel kassabonnen op de rand van de toonbank. Ze gleden weg en dwarrelden op de grond met een gefluister dat oorverdovend leek in de stilte. Henry’s hart ging tekeer toen hij een blik op de gang wierp.

Het lawaai was genoeg geweest – de hoofden van de inbrekers draaiden zich in zijn richting, hun ogen vernauwend van achterdocht. “Daar!” riep een van hen, zijn stem gevuld met een plotselinge, ijzingwekkende bedoeling. Henry had geen tijd om na te denken. Hij sprong overeind, adrenaline stroomde door zijn aderen en hij rende de hal in. Het was zijn bedoeling geweest om verborgen te blijven, maar nu was hij een bewegend doelwit en kwamen ze achter hem aan.