Dat was zeker niet de wind. Henry legde zijn hamburger voorzichtig neer, zijn blik gericht op het verduisterde veilinghuis. Het gebouw zou leeg moeten zijn, alle kostbaarheden veilig opgeborgen voor de nacht. Wie deze indringers ook waren, ze hadden hier niets te zoeken.
Toen hij de poort naderde, spitste Henry zijn oren in de hoop geluiden op te vangen die zijn vermoedens konden bevestigen. Maar de nacht was stil, op het verre gezoem van het verkeer na. De figuur met de capuchon was verdwenen in de duisternis rond het gebouw en liet alleen stilte achter. Henry’s hoofd stroomde over van mogelijkheden.