Eindelijk omspeelde Henry de laatste hoek die naar de uitgang leidde, adrenaline gierend toen hij de deur zag. Maar net toen hij dichterbij kwam, stapte er een gemaskerde figuur op zijn pad die hem de weg versperde. Een mes glinsterde in de hand van de man, in het zwakke schijnsel van de noodverlichting.
De indringer grijnsde en verstevigde zijn greep op het wapen. “Ga je ergens heen?” spotte hij, terwijl hij dichterbij kwam. Henry’s polsslag versnelde terwijl hij zijn opties afwoog, wetend dat hij in het nadeel was tegenover het mes. Zijn blik gleed naar het raam, waar hij de zwakke reflectie van knipperende rode en blauwe lichten zag – de politie was gearriveerd. Als hij maar tot aan de deur kon komen.