Terwijl ze de afwas deed, verzachtte Natalies stem. “Ik heb geen familie, Robert. Niemand om naar toe te gaan. Daarom… Nou, daarom zijn we hier. Ik weet dat ik me opdring, maar ik weet niet wat ik anders moet doen.” Haar woorden hingen in de lucht, zwaar van wanhoop.
Robert leunde tegen de toonbank, zijn vastberadenheid wankelde. Hij was van plan geweest om streng maar vriendelijk voor te stellen dat ze zouden vertrekken, maar Natalies stille oprechtheid deed de woorden in zijn keel stokken. “Ik kan helpen in het huishouden,” voegde ze eraan toe, terwijl ze over haar schouder keek. “Ik wil niet tot last zijn.”