“Neem me niet kwalijk,” riep Robert, zijn stem stabiel ondanks zijn op hol geslagen gedachten. De vrouw deinsde lichtjes terug, haar gezicht getekend door uitputting. “Wilt u vannacht in onze garage overnachten? Het is er warm en veilig.” Even speurden haar voorzichtige ogen hun gezichten af, toen verzachtten ze. “Dank je,” mompelde ze, haar stem nauwelijks hoorbaar.
Ondanks zijn bezorgdheid leidde Robert door zijn huis naar de garage terwijl Julia met de vrouw praatte en probeerde haar zorgen te verlichten. Binnen pakte hij dekens en kussens en maakte van een hoek een geïmproviseerd bed.