Hana drukte haar rug tegen de deur die ze net had gesloten. Ze kon de verandering voelen. Haar adem stokte in haar keel terwijl ze toekeek hoe de transformatie zich ontvouwde. Het gegrom van de pandabeer, een diep, rommelend geluid dat door de vloer heen leek te trillen, vulde de kamer.
In een flits van inzicht kromp Hana ineen en probeerde zo onbedreigend mogelijk over te komen. Haar gedachten raasden over hoe ze haar vredesintenties aan de pandabeer kon overbrengen. “Ik ben niet je vijand,” zei ze stilletjes door haar verzachte blik en langzame bewegingen, in de hoop dat het dier haar verlangen om te helpen zou voelen.