Hij dacht dat hij alleen was op het ijs, tot er een gigantische ijsbeer verscheen

Met een trillende hand greep Nolan naar zijn radio, zijn laatste hoop. Maar de enorme poot van de beer stortte neer en versplinterde het plastic met een misselijkmakende knak. Een ruisende ruis klonk in Nolans oren en verstikte de rede. Zijn verstand schreeuwde dat dit het einde was, dat zijn wereld op het punt stond te verdwijnen. Maar de dood kwam niet. In plaats daarvan pauzeerde de beer, hij ademde uit in een lage, rommelende grom die Nolans botten deed trillen.

Toen, alsof hij werd opgeroepen door een onzichtbaar signaal, week de ijsbeer van hem weg. Hij snoof de lucht op, plotseling meer geïnteresseerd in de aanhoudende geur van vis dan in Nolans bevende gestalte. Die kleine genade schudde hem van de rand van blinde terreur.