Hij dacht dat hij alleen was op het ijs, tot er een gigantische ijsbeer verscheen

Nolan bereikte zijn gebruikelijke visplek, een gebied dat hij al jaren had verkend. Het ijs was hier dik maar op sommige plekken toch broos, en in het water eronder krioelde het van de winterharde vissen. Hij zocht een geschikte plek, veegde losse sneeuw weg en maakte zijn boor klaar.

Elke omwenteling van de ijsboor herinnerde hem aan de harde omgeving waaraan hij door de jaren heen gewend was geraakt. Hij leunde tegen het handvat tot de boor dieper groef. Het was slopend werk, dat nog zwaarder werd door de meedogenloze wind die de warmte uit zijn vingertoppen nam.