De agent was echter meedogenloos. Hij duwde haar achterin zijn patrouillewagen, haar protesten negerend. Het ijzige metaal van de handboeien beet in haar polsen. Jenny huiverde en voelde een golf van claustrofobie opkomen bij elke klik die haar lot in de krappe kooi op de achterbank bezegelde. Jenny’s gegil weerklonk in de stille nacht, een schril contrast met de eerdere rust.
In de auto nam haar angst toe. Ze was alleen met deze corrupte agent, afgesloten van de buitenwereld. Haar telefoon, die nog steeds opnam, was haar enige hoop om te documenteren wat er gebeurde. Met trillende handen probeerde ze de telefoon zo te draaien dat ze beiden in beeld zou komen.