Jenny herinnerde zich een nieuwsreportage die ze onlangs had gezien. De verslaggever had het over een overval op het plaatselijke museum, waar verschillende oude artefacten waren gestolen. Hij kan toch niet denken dat ik daarbij betrokken ben? vroeg ze zich af, terwijl de paniek toesloeg. Het idee leek absurd, maar door het gedrag van de agent leek alles nu mogelijk.
Haar hart ging sneller kloppen. Zou hij haar replica’s verward hebben met die gestolen artefacten? De gedachte was belachelijk, maar toch zat ze daar, achterin een politieauto, behandeld als een crimineel. De onheilspellende woorden van de agent weerklonken in haar hoofd: “Hier ga je spijt van krijgen Zijn ogen, zichtbaar in de achteruitkijkspiegel, boorden zich in haar met een ijzingwekkende intensiteit. Jenny voelde hoe een koude angst haar greep. Ze was in gevaar en dat wist ze.