Plotseling haalde een luide blaf van Rex, de voormalige politiehond van zijn vader, hem uit zijn gedachten. De hond had zich losgewrikt uit de riem van een van de agenten van zijn vaders eenheid en stormde naar de kist toe. Daar blafte hij hevig, bijna alsof hij wanhopig probeerde iets over te brengen.
De kerk, ooit een heiligdom van plechtige stilte, weergalmde nu met Rex’ verwoede geblaf, dat door de lucht sneed als een dringende schreeuw om de waarheid. Jasons hart ging tekeer toen hij de hond, de trouwe metgezel van zijn vader, om de kist zag cirkelen met een intense energie die om aandacht vroeg. Elke blaf leek de vragen te echoën die in Jasons hoofd rondspookten, de geheimen die vlak onder het gepolijste houten oppervlak lagen.