Calvins greep was stevig en dringend, maar Jasons vastberadenheid was onwankelbaar. “Wat doe je, Calvin?” Eiste Jason, met een mengeling van verwarring en woede in zijn stem. De agent, een man die als een oom voor hem was geweest, had een ernstige uitdrukking op zijn gezicht, een uitdrukking die Jason nog nooit eerder had gezien.
“Jason, we moeten praten, nu,” fluisterde Calvin dringend, terwijl zijn ogen de kamer rondgingen om de reacties van de menigte in te schatten. Hij trok Jason iets weg van het midden, naar een rustigere hoek van de kerk.