Ze herinnerde zich de krappe ziekenhuisbedden en het naar plastic smakende water. Ashley, huilend in de gang, proberend het te verbergen. Haar schoonzoon Robert, die telefoontjes aannam over verzekeringsgoedkeuringen en medicatiedoseringen. Het onophoudelijke gepiep van machines. En toch, door dit alles heen, hadden ze haar bijgestaan. Ze hebben haar nooit laten vallen.
Voor de diagnose was het leven genereus geweest, zelfs in verdriet. Nadat George overleed, rouwde Tula, maar ze trok zich niet terug. Ze bleef een vaste waarde in de gemeenschap – ze was vrijwilliger in de bibliotheek, bezocht jazzavonden in de stad, lachte te hard met haar vrienden bij lokale comedyshows. Zondagen waren voor golf, wind en vriendschap.