Het viel Emily vaak op dat zijn uitdrukkingen altijd zo berekenend waren, dat zijn toon zo kalm was dat het bijna zenuwslopend werd, en dat zijn woorden perfect waren afgemeten om precies die reactie te krijgen die hij wilde.
Er was altijd iets aan Mark dat aan haar knaagde. Hij was te perfect, alsof hij altijd optrad voor een onzichtbaar publiek. Zijn glimlach bereikte nooit helemaal zijn ogen en zijn woorden voelden vaak ingestudeerd, als een regel in een toneelstuk. Emily vertrouwde hem nooit helemaal, al kon ze nooit uitleggen waarom.