Haar zaklamp onthulde een krappe ondergrondse kamer bezaaid met overblijfselen van levens geleefd in angst. Kratten met watervlekken, een verroest veldbed en een ingestorte tafel lagen her en der verspreid. In de verste hoek vond Eliza een kleine koffer overvol met oude foto’s en vergeelde bladzijden. Haar adem stokte bij het zien van een pop die identiek was aan de stukken die ze boven had gevonden. Een bijpassende meisjesschoen lag vlakbij en bevestigde haar vermoedens.
Eliza’s hartslag versnelde bij het zien van een grote houten kist. Het deksel was krom, de scharnieren ontsierd door roest. Voorzichtig stapte ze over verspreide brokstukken. De vloer voelde oneffen en elk geluid weergalmde griezelig. Ze bereikte de kist en testte het deksel, dat kreunde onder haar aanraking.