Haar gedachten raasden terwijl ze zichzelf dwong om sneller te rennen. Het kon haar niet meer schelen wat dat ding was – ze wilde hen alleen maar beschermen, deze waanzin stoppen voordat er iemand gewond zou raken. Maar het bos leek eindeloos en het vreemde, gloeiende object trok hen dieper.
Door het bladerdak van bomen kon Theresa nog steeds het schijfvormige voorwerp zien gloeien terwijl het zich dieper het bos in bewoog. Het zweefde moeiteloos en trok de kinderen verder weg, hun kleine lichamen tussen de bomen door, haar groeiende paniek vergetend.