Elke vraag voelde als een kleine opening, een uitnodiging om een stukje van zichzelf te delen. “Hoe is je dag?” vroeg hij op een avond, zijn stem zacht maar stabiel terwijl hij haar over de rand van zijn glas bekeek. De vraag had gewicht, een zacht duwtje in haar rug om zich open te stellen.
Carla aarzelde even, de bekende ongerustheid sloop naar binnen, maar ze besloot eerlijk te antwoorden. “Het is goed geweest. Druk, zoals gewoonlijk. Maar ik mag niet klagen. Het houdt me scherp.” Hij glimlachte en ze ving een glimp op van iets meer in zijn ogen – misschien nostalgie of een gevoel van begrip.