De caissière zei iets, haar stem zacht en vast, maar het ging verloren in de kakofonie van zijn eigen razende gedachten en het gewicht van die blikken. De stem van de caissière was een verre brom, overstemd door het ruisende geluid in zijn oren. Jacobs handen trilden toen hij de artikelen probeerde te verzamelen, maar hij kon zich niet concentreren. Paniek gierde door hem heen, overweldigend en onverbiddelijk.
De paniek overmande hem. Jacob draaide zich abrupt om, zijn bewegingen schokkerig en wanhopig terwijl hij de toonbank verliet. Het geluid van de automatische deuren klonk hol in zijn oren toen hij de koude lucht in strompelde. Zijn benen droegen hem bijna op de automatische piloot naar de stoeprand, waar hij zwaar onderuit zakte, zijn hoofd in zijn handen, snakkend naar adem.