Het geluid van de automatische deuren die opengingen, haalde hem uit zijn spiraalvormige gedachten. Hij hoorde het zachte geroezemoes van stemmen en het geschuifel van voetstappen. Eerst keek hij niet op, in de veronderstelling dat het gewoon meer mensen waren die kwamen en gingen. Maar toen hoorde hij een stem, vastberaden en vriendelijk.
“Neem me niet kwalijk, jongeman.” Jacob bevroor, zijn hart zonk. Hij zette zich schrap voor meer oordeel, misschien een passief-agressieve opmerking over het ophouden van de rij. Langzaam tilde hij zijn hoofd op.