“Ik dacht dat we nog een blikje hadden,” voegde Maria er snel aan toe, haar stem haperend. “Maar ik heb overal gekeken. Er is niets meer,” ze keek hem ontdaan aan. “Ik zal er iets aan doen,” zei Jacob uiteindelijk, zijn stem laag en gespannen. Hij tilde zijn hoofd op om haar ogen te ontmoeten, zijn uitdrukking gespannen. “Ik zal ervoor zorgen.”
Maria’s blik verslapte niet. Ze schoof Leo in haar armen, zijn zachte kreten trokken aan haar toch al gerafelde zenuwen. “Jacob, hij heeft honger. We kunnen niet langer wachten. En we hebben nog maar twee luiers – misschien minder als hij een slechte dag heeft.”