Luka’s gedachten dwarrelden door elkaar. Misschien was het wezen in een soort noodtoestand en wendde het zich tot hem voor hulp, nadat het eerder menselijke hulp had ervaren. Het was aannemelijk dat het in gevangenschap was grootgebracht en de mogelijkheden van mensen begreep.
Maar ondanks deze optimistische hypothese knaagde er een ijzingwekkende tegengedachte aan hem. Voor zover hij wist, kon de beer hem dieper het bos in lokken om hem zijn ochtendmaal te geven…