De man opende de deur en snauwde opnieuw: “Wat nu weer?” Maar voordat hij de deur weer kon sluiten, greep Sebastian de deur vast en vroeg opnieuw: “Ik zie haar elke dag. Ze zit altijd in hetzelfde raam op de tweede verdieping,” hield hij vol, wijzend in de richting van het huis.
De man schudde zijn hoofd. “Ik woon hier alleen en heb geen kinderen,” antwoordde hij, terwijl hij zijn armen over elkaar sloeg. “Er is niemand boven, agent! Ga nu van mijn eigendom af!” De zekerheid in de toon van de man maakte de frustratie in Sebastian’s hoofd alleen maar groter.