Sebastian leunde iets naar voren. “Ik weet waar het meisje is. Ik zal het je laten zien.” De ogen van de man werden verward, maar de nieuwsgierigheid oversteeg zijn frustratie. Zwijgend liepen ze de krakende trap op naar de zolder, met een dikke spanning in de lucht.
Toen ze de zolder bereikten, duwde de man de deur open. Daar, verborgen achter dozen en rommel, lag het meisje. Ze zat op een geïmproviseerd bed, omringd door verspreide wikkels en persoonlijke bezittingen. Haar ogen verwijdden zich toen ze Sebastian’s blik ontmoette.