Emily liep de trap op en belde steeds opnieuw aan. “Kom op, doe open!”, mompelde ze ongeduldig. Na wat aanvoelde als een eeuwigheid, kwamen er voetstappen dichterbij en kraakte de deur langzaam open. Emily riep: “Sophia, ik heb overal gezocht…”
Ze stopte abrupt. Het was niet Sophia die daar stond, maar de moeder van haar vriendin, die Emily vaag herkende. De vrouw had een verdwaasde, verwarde uitdrukking, maar er was nog iets, misschien walging? Toen Emily haar beter onderzocht, merkte ze dat de vrouw zich ongemakkelijk voelde. Ze deed zelfs een stap achteruit en trok haar neus op, alsof ze iets heel onaangenaams had gezien.