Emily stond verstijfd op de drempel, Sophia’s geschreeuw galmde nog na in haar oren. Tranen welden op in haar ogen. Ze had zich nog nooit zo alleen en afgewezen gevoeld. Zelfs haar eigen zus kon het niet verdragen om naar haar te kijken. Maar wat zag ze? Wat was er aan de hand? En wat was er op het strand gebeurd? Ze veegde haar tranen weg en wierp een blik op de gesloten deur voor haar. Toen, eindelijk, zag ze het..
Een ijzige rilling van afschuw ging door Emily heen toen ze haar spiegelbeeld zag in het raam naast de deur. “Wel verd…”, stamelde ze. Een vreemdeling staarde haar aan – een groteske karikatuur, met een geblakerde huid en gezwollen gelaatstrekken. Deze schokkende aanblik rammelde aan Emily’s verstand, waardoor ze moeilijk kon geloven wat ze zag. “Geen wonder dat iedereen van me walgt…”, mompelde ze.