Emily stapte achteruit, bang en verward door haar eigen spiegelbeeld. Precies op dat moment kraakte de voordeur weer open. Sophia gluurde aarzelend naar buiten, tranen welden op in haar ogen. “Oh Emily… Het spijt me zo dat ik zo tegen je schreeuwde”, fluisterde ze. “Het is gewoon… jij… uh…”, begon ze te stotteren.
“Weet je, ik kon je bijna niet meer herkennen”, zei ze uiteindelijk. “Je lijkt bijna een buitenaards wezen”. Emily hijgde, maar kon het tegelijkertijd niet laten om te grinniken. “Ik kan het je niet kwalijk nemen, zusje”, zei ze liefdevol terwijl ze door haar haar woelde. “Ik zie er vast ook uit als een freak”, mompelde ze, een gevoel van ongemakkelijkheid trok over haar gezicht toen ze weer een blik op haar spiegelbeeld wierp.