Katie’s plotselinge interventie, samen met de zichtbare opluchting op haar gezicht, leek de wolf duidelijk te maken dat Peter geen bedreiging vormde maar een potentiële bondgenoot. Met een subtiele verandering in zijn houding wendde de wolf zich af, suggererend dat zowel Katie als Peter zijn voorbeeld moesten volgen.
De plotselinge aanval van de wolf liet Peter in een shocktoestand achter, waardoor hij struikelde en op de grond viel. Hij hapte naar adem, draaide zich om naar Katie, met zijn ogen wijd open van verwarring en bezorgdheid, en vroeg dringend: “Wat is er aan de hand? Wat zijn we hier aan het doen?”