Marianne stak een kaars aan, de kleine vlam flakkerde en wierp dansende schaduwen op de muren. Langzaam zette ze hem op een lage standaard. De blik van de wolf volgde het licht, maar deinsde niet achteruit. Het leek aan te voelen dat Marianne’s intentie niet agressie maar medeleven was.
Bij kaarslicht kon Marianne zien dat het diertje een gewonde flank had. Er ontbraken klompen vacht en het dier ademde oppervlakkig. Deze ontdekking verhoogde Marianne’s urgentie. Ze bedacht hoe bang en beschermend de wolf moest zijn om een gewond dier naar een menselijk toevluchtsoord te brengen.